Nu haar laatste chemobehandeling, na zestien sessies,
eindelijk achter de rug is, krijgt ANNIE SCHILDER de klap van afgelopen tijd
voor de kiezen. „Er valt een last van me af”, zegt de 56-jarige zangeres. „Al
die tijd leef je onder spanning. Nu ben ik klaar en gaat het goed met me, maar
tegelijkertijd voel ik me beroerder dan ooit.”
Wat was de schrik groot, toen vorig jaar ANNIE SCHILDER,
vlak voor haar grote comeback met JAN KEIZER, al haar werkzaamheden moest
staken nadat bij haar een knobbel in de borst werd gevonden. De Volendamse werd
geopereerd en al meteen was duidelijk dat ze nog een lange weg had te gaan.
Eentje die ze vol angst tegemoet ging. „Want”, zo zei ze, „vooral het
afwachten, het niet weten hoe het verder zal verlopen, dát maakt me zo bang.”
Inmiddels heeft Annie zestien chemobehandelingen achter de
rug en blikt ze voorzichtig de toekomst in. „Maar niet te ver, want ik moet nog
altijd per uur bekijken hoe ik in mijn energie zit. Één dag vooruitplannen, dat
is eigenlijk al te veel gevraagd. Chemo was noodzakelijk, maar het sloopt je,
fysiek en mentaal. Vooral dat laatste merk ik nu erg goed.”
„Voortdurend voel je dat je door de medicijnen erg verzwakt.
En dat je daardoor bevattelijker wordt voor griepvirussen en dat soort dingen,
kleinigheden voor andere mensen. Je mag best weten dat ik vorige week, enkele
dagen voor de laatste chemo, op de valreep buikgriep kreeg. Daar was ik
vreselijk ondersteboven van. Want ik had zó toegeleefd naar die laatste
behandeling. Ik zag dat ineens in gevaar komen en realiseerde me: als ik niet
opknap, dan wordt de kuur waar ik zo graag vanaf wil met een week uitgesteld.
Een week! Voor een ander misschien niet te begrijpen, maar voor mij klonk het
als een jaar. Want je wilt dóór, alles achter je laten. Wég van die vreselijke
behandeling… en áf van die vreselijke ziekte.”
Het woord kanker kan Annie nauwelijks over haar lippen
krijgen. „Ik vind het zo verschrikkelijk, wat een rotwoord. En dat het míj is
overkomen… Ik kan er nog steeds niet over uit. Natuurlijk, je hoort het aan de
lopende band, ik voel mezelf ook helemaal niet meer slachtoffer dan een ander.
Maar ík… kanker? Ik kan het me gewoon niet voorstellen, eerlijk gezegd.”
De eerste vier kuren hakten er flink in, vertelt Annie. „M’n
hele lichaam was van slag, moest schakelen op alle veranderingen. De
behandelingen die volgden, waren beter te doen. Ik ben geen klager, loop niet
te koop met alle kwaaltjes die je vervolgens krijgt. Maar toen ik mijn haren
kwijtraakte, was dat wel een afschuwelijk moment. Inmiddels groeit het, ondanks
de laatste kuren, weer langzaam aan en is bij mij het gevoel van dat het
onoverkomelijk is, weggeëbd. De pruik die ik kreeg, zat prima. En over een
tijdje loop ik weer gewoon met mijn eigen haardos. Het is meer bijzaak
geworden. Als die ziekte maar wegblijft, dát is het belangrijkste.”
Veel steun kreeg Annie van haar kinderen ANJA en JUAN. „Ze
zijn zo lief voor me geweest. En zij niet alleen, hoor, ook veel broers, zussen
en vriendinnen van Eindhoven tot Groningen die, als ze maar even konden, mij
kwamen opvrolijken met een vriendelijk woord of een simpel kopje koffie bij mij
thuis. En dan is er mijn dierbare vriend RON. Nee, geen liefde, wel échte
vriendschap. Hij is getrouwd, maar hij en zijn vrouw zijn zó betrokken geweest
bij me. Ron is alle keren met me mee geweest naar het ziekenhuis, waar hij elke
behandeling drie uur lang aan mijn bed zat te wachten totdat alle medicijnen
weer waren toegediend. En dat kon alleen maar omdat zijn vrouw hem niets in de
weg legde. Dat zal ik nooit vergeten.”
Niet in de laatste plaats noemt Annie haar vriendschap met
collega JAN KEIZER. „Hij is geweldig om mee te werken. Als het niet ging met
me, dan was er alle begrip. En lachen hè, dat hebben we onderweg ook heel veel
gedaan. Want weet je wat het is, praten, daar ben ik niet zo van. Maar na een
paar goeie grappen kan ik er weer tegen.”
Gesprekken met een psycholoog om de gebeurtenissen van de
afgelopen tijd een plekje te geven, heeft Annie telkens geweigerd. „Ik ben er
precies één keertje geweest. Het heeft zó geen zin om erover te praten als je
er zelf nog niet aan wilt dat je ziek bent. Ik voelde aan alles dat ik er niet
op mijn plek zat. Ik zei tegen de therapeut: Bedankt voor het aanbod, maar ik
moet eerst mijn eigen gedachten en gevoelens hierover op orde krijgen,
misschien ziet u me dan terug.”
Op momenten dat ze het de afgelopen maanden eens niet zag
zitten, kon Annie een hulplijn van het ziekenhuis bellen. „Dan luisterden ze
naar mijn verhaal en wisten ze me altijd weer uit de put te trekken. En soms
stuurde ik een e-mail als ik vragen had over wat ik allemaal voelde en bij
mezelf merkte. Daarop heb ik altijd keurig en meteen antwoord gekregen. Het is
heel apart, maar met de verpleging en de artsen heb ik daardoor toch een
bijzondere band gekregen.”
„Ik heb mezelf de afgelopen tijd beter leren kennen. Zodra
je hoort dat je ziek bent, zinkt de grond onder je voeten vandaan. Dan twijfel
je aan álles. Ga ik het wel redden? Overleef ik deze ziekte wel? En nog steeds
ben ik niet zeker van mijn lichaam. Natuurlijk niet, ik had er immers nooit wat
van gemerkt dat ik een knobbeltje in mijn borst had totdat het werd
geconstateerd. Maar ik ben sterker dan ik dacht. Die eerste behandelingen dacht
ik: O mens, wat is dit heftig. Maar wat kún je een hoop hebben… Mentaal vind ik
dat ik het goed heb gedaan. Al merk ik dat de klap, waarvoor ik ben
gewaarschuwd, eraan zit te komen. Ik voel me eigenlijk beroerder dan daarvoor.”
Tot december krijgt Annie nog elke drie weken een
eiwitinjectie toegediend, de volgende fase in haar behandelplan. „Maar daarvan
heb ik weinig last gelukkig. Die chemo, díé was erg. Maar dit kan ik aan. Heel
rustig kan ik ook weer wat meer plannen maken, maar ik móét me rustig houden om
mijn lichaam volledig de medicijnen uit mijn systeem te laten werken. Dat kan
wel tot een jaar duren, hebben ze me gezegd. Dus flink veel optreden, is er
voorlopig niet bij.”
Waar Annie naar uitkijkt, is het moment dat ze weer alles
kan ruiken en proeven. „Ik kan niet wachten totdat mijn koffie weer naar koffie
smaakt. En dat ik hier in het dorp weer naar de chinees kan, die ik onderhand
helemaal leeg wil kopen. Ik heb al helemaal bedacht wat ik allemaal van de
menukaart wil hebben. Echt, je hebt geen idee hoe de muziek uit je maaltijden
verdwijnt als je niets meer proeft of ruikt. Kortom, ik tel af naar het moment
dat ik deze rotperiode achter me kan laten. Eerlijk gezegd: liever gisteren dan
vandaag. En hopen dat het nooit meer terugkomt!”
Vanessa Bontje / De Telegraaf